Altijd gestreden voor goed vervoer. Hadden wij bij afdeling F altijd. Weinig verliezen en goede concoursen. NU, terwijl wij onder een vergrootglas liggen, worden dingen m.b.t. vervoer besloten die al jaren terug ingevoerd hadden moeten worden. Gelukkig dat het zwart op wit staat. Nu de uitvoering nog. Komend weekend gelijk maar eens naar de certificaten vragen bij het inkorflokaal. Onze duiven worden iedere week in een kleine container gehaald. Geen roulatie of wat dan ook. Al jaren dus geen gelijkwaardig vervoer voor onze duiven t.o.v. de meeste andere verenigingen. Liefhebbers die roepen, als het een keer mis gaat, “dan moet je zorgen dat je betere duiven krijgt”. Geroepen door liefhebbers die altijd in het grote en beste vervoer zitten. Ik vraag mij af of alle genoemde meetapparatuur, cq alarmsystemen wel in ons kleinvervoer aanwezig is. Dus 1 en geen minimaal 2 ventilatoren die voor frisse lucht moeten zorgen. De kans op goed presteren kunnen wij ook dit jaar waarschijnlijk weer op onze buik schrijven. Of toch blijven zoeken naar betere duiven. Dat kan ook natuurlijk. Lees de stukken maar eens.
BRON OP DE HOOGTE VAN 05 MEI 2023 en www.duivensportbond.nl
Artikel 4 Vervoer door basisverenigingen 1. Bestuur Afdeling stelt vast bij welke wedvluchten de duiven door de Afdeling worden opgehaald en bij welke wedvluchten de duiven door het inkorfcentrum dienen te worden aangevoerd naar een verzamelpunt. 2. Bestuur Afdeling stelt regels vast voor begeleiding van de duiven van het inkorfcentrum naar het verzamelpunt. De begeleiding dient uit minimaal twee personen te bestaan waaronder een bestuurslid van het inkorfcentrum en een functionaris aangewezen door het Bestuur van de Basisvereniging van het inkorfcentrum. Deze begeleiders zijn geen leden van één Combinatie, geen echtgenoten, geen relatiepartners en geen bloed- en aanverwanten in eerste en tweede graad. 3. In de wagens waarmee de duiven worden aangevoerd naar het verzamelpunt zijn voldoende mogelijkheden aanwezig voor toevoer van verse lucht. Dichte (aanhang)wagens zijn daarom niet toegestaan. Artikel 5 Vervoer door afdelingen 1. Voor het vervoer van postduiven voor wedvluchten en africhtingsvluchten zijn Besturen Afdelingen verantwoordelijk. 2. Met inachtneming van het gestelde in Wedvluchtreglement artikel 4 en 5 verstrekt Bestuur NPO lossingsvergunningen. Zonder lossingsvergunning is vervoer en lossing van postduiven niet toegestaan. Overtreding van dit artikel kan intrekking van lossingsvergunningen tot gevolg hebben. Artikel 6 De duivenwagen 1. Iedere duivenwagen beschikt over een keuringsbewijs uitgegeven door Bestuur NPO. Keuringsbewijzen worden uitsluitend verstrekt aan duivenwagens die voldoen aan alle in dit reglement genoemde eisen. De keuringsbewijzen hebben een geldigheid van drie jaar en kunnen worden ingetrokken als niet langer wordt voldaan aan de gestelde eisen aan duivenwagens zoals neergelegd in dit reglement. 2. De controleurs Vervoer en Lossingen zijn bevoegd tot controle op de eisen waaraan de duivenwagens moeten voldoen. Zij kunnen zich bij de controles laten bijstaan door deskundigen. De controleurs rapporteren Bestuur NPO over de staat van de duivenwagens en adviseren over het verlenen van een keuringsbewijs. Reglement Vervoer en Lossingen
Artikel 7 Monitoring luchtkwaliteit duivenwagen 1. Duivenwagens bestemd voor doorgaande routes naar de losplaats beschikken over een meet-, logging- en alarmsysteem voor de luchtkwaliteit in de wagen. Dit meetsysteem voldoet aan de volgende eisen: a. gemeten wordt de temperatuur (°C) en de concentratie van koolstofdioxide (ppm); b. de meetlocaties in de duivenwagen betreffen tenminste: – korte motorwagens en containers: ‘midden-boven’ en ‘midden-onder’ – opleggers: ‘voor-boven’, ‘voor-onder, ‘achter-boven’ en ‘achter-onder’. Waarbij wordt bedoeld met: – ‘voor’: op circa één kwart van de lengte van de wagen (halverwege de voorste helft); – ‘achter’: op circa drie kwart van de lengte van de wagen (halverwege de achterste helft); ‘boven’: ter hoogte van de tweede mandenrij van boven; ‘onder’: ter hoogte van de tweede mandenrij van onder. c. sensoren of voelers bevinden zich in de spleet tussen twee naastgelegen manden van de tweede mandenrij van boven of in de spleet tussen de bovenste en een-nabovenste mandenrij. Sensoren of voelers bevinden zich niet aan de zijde van het centrale gangpad of tussen mand en deur; d. sensoren of voelers worden tenminste aan één zijde van het centrale gangpad aangebracht. e. De meet-, logging- en alarmsysteem voor de luchtkwaliteit wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 januari 2024 geïnstalleerd in de duivenwagens. 2. Bij onvolledige belading van de duivenwagen worden tenminste de mandkolommen rond of onder de sensoren of voelers met manden gevuld. 4. De grenswaarden voor de luchtkwaliteit in duivenwagens tijdens het feitelijk rijden zijn: – 28 °C luchttemperatuur – 2000 parts per million (ppm) koolstofdioxide (CO2); Deze grenswaarden mogen beiden en of afzonderlijk maximaal 4,5 uren worden overschreden waarna er minimaal één uur wordt gerust waarbij de deuren worden geopend en de duiven van water worden voorzien.
Artikel 8 Ventilatie duivenwagen 1. Iedere duivenwagen wordt geventileerd door een mechanische luchtinlaat en een mechanische of passieve luchtuitlaat. Bij een passieve luchtuitlaat dient de mechanische luchtinlaat voldoende overdruk te genereren om de passieve luchtuitlaat te realiseren. De luchttoevoer wordt door tenminste twee ventilatoren bewerkstelligd. 2. Het ventilatiesysteem wordt aangestuurd door tenminste één thermostaat waarvan de voeler zich bevindt op een ‘boven’ meetpositie zoals omschreven in artikel 7, lid 1. 3. De ventilatiecapaciteit is zodanig dat er per m³ inhoud van de wagen tenminste 30 m³/uur wordt geventileerd, oftewel een verversing van de gehele wageninhoud van tenminste eens per twee minuten. 4. De luchtstroom van de luchtinlaat naar luchtuitlaat is van dien aard dat het door of vlak langs de manden stroomt. 5. Bij geopende deuren is het ventilatiesysteem buiten werking. 6. Voorafgaand aan het vluchtseizoen worden alle relevante onderdelen van het ventilatiesysteem – waaronder ventilatoren, luchtkanalen, thermostaten, elektrische bedrading en accu’s – gecontroleerd op juiste werking, vervuiling, corrosie, slijtage of degradatie. Onderdelen worden tijdig gereinigd, onderhouden, gerepareerd of vervangen; indien relevant volgens de specificaties van de fabrikant. 7. Het ventilatiesysteem en het meet-, logging- en alarmsysteem voor de luchtkwaliteit worden jaarlijks gecontroleerd en gekalibreerd. Voor de systemen worden zoveel mogelijk onderhoudscontracten afgesloten. 8. Van de inspecties en kalibratie wordt een rapport opgemaakt door de afdelingen; deze kan op aanvraag getoond worden. 9. Om absorptie van warmte uit zonlicht door de duivenwagen te minimaliseren is de bovenkant van de duivenwagen wit. Van voor-, zij- en achterkant is de basiskleur (d.w.z. exclusief eventuele belettering, bestickering of opdrukken) wit.